Doel en toepassingsgebied van de norm.
De norm biedt praktische richtlijnen voor het beheersen van risico’s (met betrekking tot energie en vloeistoffen) tijdens onderhoudswerkzaamheden (onderhoud, afstellingen of ombouwwerkzaamheden – ongeacht het type activiteit) aan installaties en apparatuur die in gebruik zijn.
Ze zijn van toepassing op:
Verantwoordelijkheid van de werkgever
Elke werkgever is, conform de Europese wetgeving inzake arbeidsmiddelen, machines en installatie, volgens de gangbare bedrijfsafspraken, verantwoordelijk voor het volgende:
Verwijzingen naar LOTO en LOTOTO
Het document verwijst naar definities, concepten, regels en best practices zoals beschreven in nationale en internationale standaarden, waaronder Lockout/Tagout (LOTO), Lockout/Tagout/Tryout (LOTOTO), de ‘administratieve lock-out’ en de veilige isolatie van diverse energieën en vloeistoffen waardoor de veiligheid van de werknemers beter gewaarborgd is.
Focus op risicopreventie
De norm richt zich op het voorkomen van risico’s die voortkomen uit energiebronnen en vloeistoffen zoals poeders, gassen en vloeistoffen. Hierbij wordt ook rekening gehouden met stoffen die intrinsiek gevaarlijk zijn of gevaarlijk kunnen worden onder bepaalde omstandigheden.
Let op: bepaalde risico’s, zoals elektrische gevaren, vallen onder specifieke regelgeving en worden niet uitgebreid behandeld in de norm. Milieuvraagstukken met betrekking tot energie en vloeistoffen vallen buiten de scope van de norm.
Directe en indirecte gevaren
Gevaren kunnen zich direct voordoen (bijv. door contact of absorptie) of indirect, bijvoorbeeld door chemische reacties zoals mengen of verwarmen. De aanbevelingen zijn gericht op alle vloeistoffen, ongeacht hun aard.
Bijzondere aandachtspunten
Specifieke gevallen, zoals risico’s die voortkomen uit het ontbreken van vitale elementen (bijvoorbeeld ademlucht), vallen wel onder de scope van de norm, maar worden in deze norm niet in detail besproken.